Vraag | Antwoord | ||
---|---|---|---|
kiu | wie/welke | tiu | die |
kio | wat | tio | dat |
kia | hoe/wat voor een soort | tia | zo'n/zulk een |
kies | wiens | ties | diens |
kie | waar | tie | daar |
kial | waarom | tial | daarom |
kiam | wanneer | tiam | toen/op dat moment/dan |
kiel | hoe/op welke manier | tiel | zo/op die manier |
Kiu regalis? | Wie trakteerde? |
Tiu regalis. | Die trakteerde. |
Kio kuŝas sur la tablo? | Wat ligt (er) op de tafel? |
Tio kuŝas sur la tablo. | Dat ligt op de tafel. |
Kia estas la libro? | Hoe is het boek? |
Tia estas la libro. | Zo is het boek. |
Kies domo staras apud via domo? | Wiens huis staat naast jullie huis? |
Ties domo. | Diens huis. |
Kie estas la stacidomo? | Waar is het station? |
Tie. | Daar. |
Kial vi ploras? | Waarom huil je? |
Tial mi ploras. | Daarom huil ik. |
Kiam li venis? | Wanneer kwam hij? |
Tiam li venis. | Toen kwam hij. |
Kiel la knabino kantas? | Hoe zingt het meisje? |
Tiel la knabino kantas. | Zo zingt het meisje. |
Woorden om te leren | |
---|---|
kofro | koffer |
muso | muis |
flari | ruiken |
super | boven |
pano | brood |
aŭ | of |
regali | trakteren |
ponto | brug |
plezuro | plezier/pret |
vilaĝo | dorp |
aviadilo | vliegtuig |
fajro | vuur |
Voorbeelden met voorzetsels | |
---|---|
Ik ga naar de stad. | Mi iras al la urbo. |
Ik geef het boek aan Jan. | Mi donas la libron al Johano. |
In plaats van Jan komt Piet. | Anstataŭ Johano venas Petro. |
Hij woont bij hem. | Li loĝas ĉe li. |
Hij woont naast ons. | Li loĝas apud ni. |
Het boek ligt op de tafel. | La libro kuŝas sur la tablo. |
De zon schijnt door het venster. | La suno brilas tra la fenestro. |
Ik ga tot Haren. | Mi iras ĝis Haren. |
De hond van de buurman. | La hundo de la najbaro. |
Gedurende één week was hij ziek. | Dum unu semajno li estis malsana. |
Ik zit in de kamer. | Mi sidas en la ĉambro. |
Ik ga uit de kamer. | Mi iras el la ĉambro. |
De tafel staat tussen de ramen. | La tablo staras inter la fenestroj. |
Hij woont tussen haar en mij. | Li loĝas inter ŝi kaj mi. |
Hij wandelt met twee honden. | Li promenas kun du hundoj. |
Hij reist zonder koffer. | Li vojaĝas sen kofro. |
Na zaterdag komt zondag. | Post sabato venas dimanĉo. |
De hond ligt voor de kachel. | La hundo kuŝas antaŭ la forno. |
De kat ligt achter de kachel. | La kato kuŝas malantaŭ la forno. |
Onder het bed loopt een muis. | Sub la lito iras muso. |
Boven de zee vliegt een vliegtuig. | Super la maro flugas aviadilo. |
Hij snijdt met het mes het brood. | Li tranĉas per la tranĉilo la panon. |
Ik stond buiten het huis. | Mi staris ekster la domo. |
Ze zaten rond het vuur. | Ili sidis ĉirkaŭ la fajro. |
Wanneer je een dakjesletter moet invoeren, dan kun je er een x achter zetten of een ^ ervoor zetten en dan converteert het programma dit naar een echte dakjesletter alvorens de zin na te kijken. Achter de u kun je alleen maar een x zetten.
Nieuw: Wanneer je op 'alle' drukt krijg je alle mogelijke antwoorden te zien in de vorm van een zogenaamde reguliere expressie, maar dat wijst zichzelf wel. Wanneer je onze voorkeursvertaling wilt zien, maak dan het vertalingsveld leeg en druk op 'controleer'. We proberen ook rekening te houden met Vlaams taalgebruik in het goedkeuren van vertalingen, maar onze voorkeursvertaling is meestal meer op het Hollandse Nederlands gebaseerd. Soms is er weinig voorkeursverschil tussen de verschillende vertalingen en soms meer maar het is erg lastig om dat via de software duidelijk te maken. Waarschijnlijk missen er ook nog wat goede vertalingen, met name in het Vlaams, dus stuur ze gerust op. En wanneer je meent dat je eigen vertaling goed is en het toch fout gerekend wordt, vertrouw dan op je eigen oordeel want er kunnen nog wel wat foutjes in het systeem zitten en soms zijn er andere vertalingen die minstens even goed of zelfs beter zijn.
Je kunt de woordjes uit de oefeneningen hier oefenen.
Je kunt de woorden in deze les ook oefenen met de geluidsbestanden:
Ga naar de volgende les of het lessenoverzicht.
Je kunt eventuele vragen of suggesties e-mailen naar Wil van Ganswijk.