Les 21

Herhaling

Lasta leciono! = Laatste les!

Ĉu vi ankoraŭ povas nombri? Unu, du, tri, kvar, kvin, ses, sep, ok, naŭ, dek, dek kvin, dudek ses, cent kvin, okcent dudek du, mil (duizend), 1999 = mil naŭcent naŭdek naŭ, 2000 = du mil.

De eerste les = La unua leciono. Unua zegt iets over het zelfstandig naamwoord 'les' en eindigt dus op een a.

Je kunt telwoorden ook bijwoordelijk gebruiken en dan eindigen ze natuurlijk op een e. Ten eerste = unue, ten vijfde = kvine.

Ĉu vi ankoraŭ scias?

Dat vragende woorden vooraan de zin met een k beginnen en dat je dan geen Ĉu hoeft te gebruiken? kiu = wie/welk/welke, kio = wat, kia = wat voor soort, kies = wiens, kie = waar, kial = waarom, kiam = wanneer, kiel = hoe/op welke manier, kiom (da) = hoeveel.
Dat de vragende woorden kiu, kio, kie enz. een woord tot antwoord krijgen, dat met een t begint: tiu, tio, tie enz.

Dat het voorvoegsel ge twee geslachten verenigt: gepatroj, geavoj, geamikoj, gefiloj.

Dat het achtervoegsel ano een bewoner, lid, aanhanger enz aanduidt: urbano, klubano, samdomano = huisgenoot, kristano, samlandano.

Dat 'leganta' = bezig met lezen! La knabo legas - la knabo estas leganta - la leganta knabo.

Dat het achtervoegsel aro een verzameling van gelijksoortige dingen betekent: arbo = boom, arbaro = bos, dento = tand, dentaro = gebit, homo = mens, homaro = mensdom.

Dat het voorvoegsel bo verwantschap aangeeft door het huwelijk ontstaan: bopatro = schoonvader, bofrato = zwager, bofilino = schoondochter.

Dat het voorvoegsel dis een verspreiding aanduidt: disiri = uiteengaan, disdoni = uitdelen.

Dat het achtervoegsel ero het kleinste gedeelte aangeeft: panero = broodkruimel, monero = geldstuk, neĝero = sneeuwvlok.

Dat het achtervoegsel ebl een mogelijkheid aangeeft: videbla = zichtbaar, luebla = te huur, manĝebla = eetbaar.

Oefenen