Les 4

In les 2 leerden we het achtervoegsel in en het voorvoegsel mal. In deze les behandelen we weer twee achtervoegsels.

Achtervoegsels

Het achtervoegsel et geeft een verkleining aan:

knabo jongen knabeto jongetje
hundo hond hundeto hondje
ridi lachen rideti glimlachen
dormi slapen dormeti sluimeren
varma warm varmeta lauw
malvarma koud malvarmeta koel

Met het achtervoegsel eg vormt men een vergroting:

varma warm varmega heet
riĉa rijk riĉega schatrijk
maljuna oud maljunega stokoud
pluvo regen pluvego stortregen
vento wind ventego storm
bela mooi belega prachtig

Het bijwoord

In de eerste les behandelden we het zelfstandig naamwoord (namen van personen, dieren, dingen. begrippen, stoffen, enz.).
In les 2 gaven we een uiteenzetting over het bijvoeglijk naamwoord dat iets naders zegt over het zelfstandig naamwoord dat er meestal direct achter staat.
Het bijwoord zegt iets meer over het werkwoord.

Voorbeeld

De kleine zangeres zingt prachtig.

Regels

Voorbeelden:

Nederlands Esperanto commentaar
De grote man schrijft mooi. La granda (bijvoeglijk naamwoord) viro (zelfstandig naamwoord) skribas (werkwoord) bele (bijwoord). schrijven = skribi
De jongens huilen hard. La knaboj laŭte ploras.
Het kind slaapt goed. 'La infano dormas bone.' of 'La infano bone dormas.' Men kan het bijwoord voor of achter het werkwoord plaatsen.

Nieuwe woorden

la fenestro het venster la fiŝo de vis
la mateno de ochtend la forno de kachel
la vintro de winter la vespero de avond
la ŝuo de schoen kvin vijf
via jouw/uw/jullie koridoro gang
hodiaŭ vandaag veni komen
hieraŭ gisteren komforta gerieflijk
kara lief jes ja
ne nee/niet/geen antaŭ voor
vidi zien malantaŭ achter
akvo water revuo tijdschrift

Vragende zinnen

Vragende zinnen beginnen veelal met een vraagwoord:

Wie bent u? Kiu estas vi?
Wat is dat? Kio estas tio?
Wie is in de kamer? Kiu estas en la ĉambro?

Maar we hebben in het Nederlands ook zinnen die niet met een vraagwoord beginnen. Schijnt de zon? Is hij gezond? Is het meisje mooi? We zien dat het een vraag is omdat de woorden in een bepaalde volgorde staan met een vraagteken (?) aan het einde van de zin.

In het Esperanto begint men in zo'n geval de zin met het woordje Ĉu (spreek uit: tsjoe en denk aan het kapje boven de c). Men zou dit kunnen vertalen door "Is het zo dat .." Maar we vertalen het niet. Het betekent slechts dat er een vraagzin volgt. Door het gebruik van het woordje ĉu blijft de volgorde van de woorden in de vragende zin dezelfde als bij een normale (bevestigende) zin, terwijl men onmiddellijk aan het eerste woord al ziet of hoort dat er iets gevraagd zal worden.

Vergelijk eens de Nederlandse zinnen: "Hij is ziek" en "Is hij ziek?" (let op de omwisseling van is en hij). In het Esperanto is dit eenvoudiger: Hij is ziek = Li estas malsana. Plaatst men nu aan het begin van de zin Ĉu en aan het eind een vraagteken (?) dan is de gehele zin vragend. Ĉu li estas malsana? = Is hij ziek? Nog een voorbeeld: Mijn zoon is tevreden = Mia filo estas kontenta. Ĉu mia filo estas kontenta? = Is mijn zoon tevreden?

Hoe te zeggen:

Wel te rusten/Slaap wel Dormu bone
Dank je, insgelijks Dankon, same
U hebt gelijk Vi pravas/Prave
Pardon Pardonu
Neem me niet kwalijk (Mi petas) pardonon.

Tip! Leer steeds alle woorden en repeteer de woorden uit de vorige lessen.

Oefenen